Niemand kan het alleen

Het jonge gezin van Amina Ali Hussen (1961) wordt bruut uit elkaar gerukt als Somalië in de jaren negentig vervalt in oorlog en chaos. Met haar pasgeboren dochtertje, en onzeker over het lot van haar man en de andere kinderen, vlucht Amina naar Nederland. In 2010 zet ze de stichting Krachtvrouwen op.

Een vrijdagmiddag in het Oude Westen in Rotterdam. De deur van de ruimte waar Stichting Krachtvrouwen gevestigd is, staat zoals elke dag wagenwijd open. Binnen zitten zo’n vijftien vrouwen – sommigen in kleurrijke hijab – op klapstoeltjes. Zij aan zij – elke centimeter van de overvolle ruimte wordt benut. Er is koffie, men praat en lacht. Eén van de dames legt met precisie een blauwe stof onder de naaimachine. Afrikaanse kleding in kleurrijke dessins hangt aan zwaarbelaste kledingrekken die langs de wanden staan. Enkele kledingstukken hangen hoog aan de muur, als pronkstukken. 

“Ah ja, wij hadden een afspraak toch? Welkom!” Amina komt ons glimlachend tegemoet. Het is druk. Het is eigenlijk altijd druk, maar ook altijd maakt Amina tijd. Ze is de gedreven en warmhartige spil in de wijk waar ze twintig jaar geleden neerstreek. De ‘burgemeester van het Oude Westen’, wordt ze in de Rotterdamse volksmond wel genoemd; een eretitel die ze verkreeg door zich sinds jaar en dag in te spannen voor de wijk en haar bewoners.

Amina wijst op een deur die naar het naastgelegen vertrek leidt. “Ik heb op het moment logees, een moeder en haar zoon. Ze stonden hier plotseling voor de deur.” Iemand had ze bij haar gebracht, ze weet nog steeds niet wie, maar dat ze het gezin dat door vader bedreigd werd een onderkomen moest geven, wist ze wel. Ze improviseerde een slaapvertrek voor haar onverwachte gasten. “Door de instanties zijn we wekenlang van het kastje naar de muur gestuurd. Inmiddels hebben we een uitkering geregeld, urgentie aangevraagd voor een huurwoning – we wachten nu nog op een huis.”

Ze lijkt zelf niet onder de indruk van haar goede daad. Ze ‘doet het gewoon’. Het Oude Westen is een wijk met veel problemen achter de voordeur. Al lange tijd is Amina hier ‘sleutelpersoon huiselijk geweld’ voor de Gemeente Rotterdam, maar bovenal is ze oprichter van en drijvende kracht achter Krachtvrouwen, een organisatie die onlangs tot Rotterdams erfgoed werd uitgeroepen. Aan de Josephstraat komen dagelijks velen vrouwen uit de wijk over de vloer. Gewoon voor de gezelligheid, een kop koffie of om met elkaar te koken en te eten, maar even vaak om problemen te bespreken of deel te nemen aan een van de vele activiteiten. 

Chaos
Amina is geboren in Somalië. Een land dat al drie decennia geteisterd wordt door gewelddadige conflicten, overstromingen, extreme droogte en nauwelijks water en voedsel. Haar vader had drie vrouwen en ze is de jongste van 27 kinderen. Ze lacht even: “Ja, dat was inderdaad best veel.” Zelf is ze moeder van zeven kinderen, waarvan twee tweelingen. De jongste twee werden in Nederland geboren. 

Amina vluchtte voor de oorlog. Eigenlijk van het ene op het andere moment. Amina: “Er was complete chaos in ons dorp. Het is wellicht moeilijk voorstelbaar als je nooit in zo’n situatie hebt gezeten, maar we moesten letterlijk rennen voor ons leven. Je sleurt je kinderen mee en rent.” Door het geweld, de chaos, werden Amina en haar man uit elkaar getrokken. Haar man ging met vier van hun kinderen de ene kant op, Amina met haar pasgeboren dochter (één van een tweeling) de andere. Onmogelijk om elkaar in de chaos nog te vinden, had het lot beslist.  Uiteindelijk bereikte Amina met haar dochtertje een kamp in Kenia. “Ik was kort daarvoor bevallen. In Somalië is er geen zorg na je bevalling; je staat dezelfde dag weer op straat. Ik was zwak, moe en uitgeput.”

Negen lange maanden zat ze in het overvolle kamp met haar dochter. Nauwelijks tot geen voorzieningen, zonder perspectief en vol zorgen en verdriet om haar andere kinderen. Het was een Somalische vrouw in het kamp die zich na een tijdje over haar ontfermde. Die op een dag voor haar neus stond met een ticket naar Nederland. “Ik had nog nooit een vliegticket gezien. Had nog nooit van Nederland gehoord, maar ik had geen andere keus dan meegaan.” Ze stapte in, en even later uit op Schiphol. Met een baby in een draagzak geïmproviseerd uit een hoeslaken dat ze nog van het kamp had. Zonder luier, want pampers waren er op het kamp niet. Toen was het op. “Ik ben letterlijk neergezakt, kon geen stap meer zetten. Ze hebben me naar het azc in Meppel moeten dragen.”

Terwijl Amina haar levensverhaal deelt, zit haar jongste dochter in dezelfde ruimte te lezen. Enkele stagiaires van Krachtvrouwen werken aan een schoolopdracht. ‘Als jullie klaar zijn, wil ik het zien’, spreekt Amina hen terloops toe. Ze knikken. Een oudere dame brengt koffie. Regelmatig kloppen er mensen op de deur of loopt er iemand binnen. Over twee uur begint er een volgende bijeenkomst voor vrouwen.

Teruggestuurd
Opluchting was ver te zoeken, vervolgt Amina haar verhaal, ook nadat ze in het veilige 

Nederland was gearriveerd. “Ik had geen idee waar mijn man en andere vier kinderen waren. Of ze überhaupt nog leefden. Ik voelde me een halve moeder, mijn hart was verscheurd. En toch moest ik er zijn voor mijn dochter. Als moeder kún je dat ook. Niets of niemand is zo sterk als een moeder, zeg ik vaak.”

Het was in die tijd druk in de asielzoekerscentra. “Met Joegoslaviërs, Irakezen, Somaliërs… Ik ben in die tijd veel verplaatst, van verschillende plekken in Friesland tot aan Weert in Limburg.”

Via instanties en andere Somaliërs probeerde Amina nieuws over haar man en kinderen te krijgen. Dat nieuws kwam pas vier jaar later, via het Rode Kruis. “Via het Rode Kruis hoorde ik dat mijn man destijds de grens had willen oversteken met de kinderen. Hij had echter een ongeldig paspoort en ze werden teruggestuurd. Kort daarna overleed hij. Mijn oudste vier kinderen belandden daarmee op straat. Ze hadden geen eten, vertelden ze me jaren later, behalve als er iemand gestorven was. Dan bezochten ze namelijk de uitvaart, en bij moslims is het de gewoonte om gasten altijd een maaltijd voor te schotelen. Mijn oudste, een meisje, was toen zestien jaar oud. Zij trouwde met een man die qua leeftijd haar vader had kunnen zijn. Zo zorgde zij voor een dak boven het hoofd van haar én haar broers. Ze zag geen andere keus. Waarschijnlijk hebben ze het daardoor allemaal overleefd.”

Moederhart
Amina knikt langzaam, haar blik even op een van de kleurrijke wanden achter ons. Het verhaal, haar levensverhaal, mag verteld worden, vindt ze. Met al het goede en al het verdriet. Ze kán er inmiddels ook over praten, al is het trauma nog altijd voelbaar.

“Weet je wat zo gek is”, zegt ze na een tijdje. 

“Als je je kind op jonge leeftijd kwijtraakt, blijven ze altijd klein.” 

Ze houdt haar hand ter hoogte van een kind van twee; zo oud waren ze toen het noodlot haar trof. “Jarenlang, zelfs nog vijftien jaar later, keek ik om als ik een klein kindje op straat mama hoorde roepen. Tot het moment dat ik ze weer zag, waren ze klein gebleven.” 

In 2018, 27 jaar na die afschuwelijke dag, reisde Amina voor het eerst terug naar Somalië en zocht haar oudste dochter op. “Dat was moeilijk, heel moeilijk”, blikt Amina op het weerzien terug. “Ik heb me heel schuldig gevoeld. Als moeder hoor je je kind te beschermen en ik kon dat niet. ’Kun je me vergeven?’, vroeg ik haar. ‘Er valt niets te vergeven, mama’, antwoordde ze, ‘want je kon niet anders. Je hebt gedaan wat je moest doen, het is goed zo.’”

Amina valt even stil. De warme woorden van haar dochter, zonder enig verwijt of rancune, brachten op een bepaalde manier troost. Bittere troost. “Het was ongelooflijk mooi om haar weer te zien, om na al die jaren je kind weer te kunnen vasthouden, maar het deed ook pijn. Zij leeft in Somalië relatief veilig maar ook heel traditioneel. Ik had haar een ander, een beter leven gegund. Studeren, werken, onafhankelijkheid… Dat ze zichzelf kon ontwikkelen. Maar het is zo anders gelopen. Tijdens ons verblijf in Somalië at zij in de keuken, terwijl haar man aan de eettafel zat. Ik heb haar voor we vertrokken gezegd dat niet meer te doen. Ik bekrachtig hier zoveel vrouwen, ik stimuleer hen voor zichzelf op te komen en regie over hun leven te nemen, en mijn eigen dochter is onzichtbaar in haar eigen huis, in haar eigen huwelijk. Dat doet pijn. Maar ze is gewend aan het leven daar. Ze heeft drie kinderen – mijn kleinkinderen.” 

Haar drie zonen wonen in Engeland. Van jongs af aan: onder schimmige omstandigheden had een Somalische man één van de jongens meegenomen naar Londen. De jongen miste zijn broers verschrikkelijk en jaren later kwamen ook zij naar Engeland in het kader van familiehereniging. Voor Amina, bij wie dat bericht via haar dochter ter ore kwam, begon daar een strijd. Lang probeerde ze haar zonen naar Nederland te halen, met diverse aanvragen, complex papierwerk en dure DNA-testen. Het is nooit gelukt. Pas toen de jongens meerderjarig waren, reisde ze met haar dochters naar Londen en betrok er een huis. Drie maanden lang woonden ze onder een dak, maar het werkte niet. Haar dochters misten Nederland, haar zonen kenden en begrepen hun moeder niet. Het gezin dat nooit een gezin had mogen blijven, was niet te lijmen. “Toen ik in de bus terug naar Nederland zat, heb ik alleen maar gehuild. Het voelde alsof ik ze weer achterliet, alsof ik ze opnieuw kwijtraakte.” Ze zwijgt. “Het moederhart”, zegt ze weer terwijl ze met haar hand op het hart klopt, “moeders kunnen alles. Alles, maar soms betekent liefde ook loslaten – dat realiseerde ik me pas later. Het gaat goed met ze. We hebben nu goed contact, allemaal. Dat geeft rust. Het leven loopt zoals het loopt. Het enige wat je kunt doen is je hart open houden, blijven geloven in de toekomst en er elke dag het beste van maken.”

Krachtvrouwen
Het was in Rotterdam waar Amina in 2010 Stichting Krachtvrouwen opzette. “Eigenlijk is Krachtvrouwen ontstaan vanuit mijn eigen eenzaamheid”, blikt ze terug, “en op de moeite die het mij kostte om met anderen in contact te komen. De eerste jaren in Nederland – eerst in Friesland, later in Rotterdam – ging het slecht met me. Ik had zoveel meegemaakt, was zoveel verloren. Ik sprak de taal niet goed, ik miste mijn kinderen en liep vaak met mijn ziel onder de arm.” Ook nadat ze hertrouwde en nog twee kinderen kreeg, bleef dat gevoel sterk. Amina: “In Somalië is iedereen als familie. Je raakt heel makkelijk met iemand in gesprek, loopt zo bij elkaar binnen. Hier was men op zichzelf. Om wat bij te verdienen, maar vooral om wat te doen te hebben, bracht ik huis-aan-huisbladen rond. Zo leerde ik de stad kennen. Ik herinner me nog goed het moment dat ik op straat werd aangesproken door een vrouw die ik niet kende. ‘Hallo, hoe gaat het?’, zei ze alleen maar. Een klein gebaar, maar voor mij een wereld van verschil. Ik werd gezien, zo voelde het.”

Die simpele ‘hallo’ bleek een keerpunt. “Als mijn dochters op school waren, ging ik naar buiten, de West-Kruiskade op. Hier raakte ik meer en meer in gesprek met andere vrouwen, ook via het wijkpastoraat waar ik regelmatig koffieochtenden bezocht. Ik ontdekte hoeveel leed er achter de voordeuren schuilt. Veel mensen in deze wijk kampen met armoede, huiselijk geweld of sociaal isolement. Op een dag trof ik weer een huilende vrouw in het park. ‘Problemen thuis’, zei ze heel zachtjes toen ik naast haar ging zitten.” 

Toen wist Amina genoeg: in 2010 besloot ze een plek op te richten waar vrouwen bij elkaar komen en elkaar steunen. Dat werd uiteindelijk Krachtvrouwen Oude Westen. “We begonnen met een groepje van zeven vrouwen. Een maand later waren het er al honderd, nu zijn het er meer dan driehonderd. We moesten in het begin steeds uitwijken naar grotere locaties. Ik kreeg de eerste drie jaar geen subsidie en betaalde alles van mijn uitkering. Dat vond ik niet erg – ik haalde er zoveel voldoening uit.”

Jan Steen
Elkaar helpen: dát is het idee achter Krachtvrouwen. Amina: “Wij – vrouwen, moeders – houden de boel draaiend. We zijn de spil. Ik zie het overal om me heen: hoe moeilijk het leven ook is, hoe slecht de omstandigheden ook zijn; vrouwen en moeders vechten voor kun kinderen en voor hun naasten. Met Krachtvrouwen wil ik hen daar bewust van maken. Ik wil hen laten zien hoe sterk en belangrijk ze zijn, waar ze allemaal toe in staat zijn en waar ze recht op hebben. Het is voor vrouwen die niet in Nederland zijn opgegroeid vaak lastig om hier een zelfstandig leven op te bouwen. We stimuleren hen om controle te krijgen over hun eigen leven. We bieden hen een sociaal netwerk en allerlei helpende handen. 

We praten over allerlei kwesties en problemen die vrouwen tegenkomen; over armoede, over de kinderen en opvoeding, maar ook over huiselijk geweld en recentelijk veel over corona. 

“Ik heb geleerd om mijn verleden, het verdriet om mijn kinderen, een plekje te geven.”

Er wordt gegeten, genaaid of iets anders – net waar behoefte aan is. Gewoon een woonkamer dus, een soort huishouden van Jan Steen. Iedereen kan binnenlopen, om iets te leren of te brengen. Om verbinding te zoeken, een luisterend oor te bieden of juist te vinden. We jagen niemand op; juist op een plek waar je even mag landen, ga je delen. Die plek willen wij zijn.” Toen Covid-19 de wereld in haar greep kreeg en Nederland in lockdown raakte, sprak Amina elke dag een videoboodschap in die ze deelde met honderden vrouwen. “Ik gaf voorlichting over testen en vaccineren. Met een klein groepje vrouwen maakten we ook mondkapjes die we voor een klein bedrag verkochten, of weggaven aan hen die het geld niet hadden.”

Loslaten
De tijd begint te dringen. Een meneer is zojuist binnengestapt om iets te brengen voor de volgende bijeenkomst. Amina bedankt hem vriendelijk. Haar logee is ook al langsgelopen met een vraag. ‘Ik ben zo klaar, dan kom ik naar je toe.’ 

We vragen ons af: komt de vrouw die zich altijd inzet voor anderen, de ‘burgermeester van het Oude Westen’, ook weleens aan zichzelf toe? Ze glimlacht. “Instanties werken acht uur per dag, een moeder – en zo voel ik me voor de wijk – 24/7. Het is soms ook emotioneel 

belastend. Daar had ik vroeger meer last van dan nu, toen nam ik alle schrijnende verhalen mee naar huis.” Met de jaren leerde ze om de verhalen achter te laten. “Ik doe wat ik kan, ik weet de weg in Rotterdam – zoals voor de moeder en haar zoon die nu bij mij logeert – en kan inmiddels veel bieden. Dat helpt met loslaten.”

Maar echt loslaten, dat doet ze thuis. Daar laadt ze op, daar komt ze tot rust en tot zichzelf. “We eten altijd samen, mijn drie dochters en ik. We lachen veel en ze kunnen overal over praten. Alles mag worden gezegd, mits ze beleefd blijven. Dat was bij mij vroeger heel anders. Ik moest naar de grond kijken, mocht alleen praten als er iets gevraagd werd. Maar ook mijn moeder hield van mij, ze werd alleen geremd door traditie en cultuur, door dingen die zij ook weer van haar moeder leerde. Ik veroordeel haar niet, neem haar ook niets kwalijk. We handelen allemaal naar eigen inzicht, naar ons idee van wat goed is. Ik heb de afgelopen jaren geleerd om mijn verleden, het verdriet om mijn kinderen, een plekje te geven. Ik praat er openlijk over, ook met de andere Krachtvrouwen, en dat stimuleert anderen om hetzelfde te doen. Openheid werkt aanstekelijk. En het geeft hun vertrouwen in zichzelf dat ook zij een leven voor zichzelf kunnen opbouwen, dat er licht is aan het einde van de tunnel. En samen ben je sterk. Niemand kan het alleen.”

Sluiten

Winkelwagen (0)

Cart is empty De winkelwagen is leeg.

Kyosei

Uitgeverij